Aanwezigheid ziekteverwekkende bacterien vaststellen
Voor het aantonen van pathogenen in voedsel wordt vaak de grensreactie gebruikt.
In een bepaalde hoeveelheid product (= grens) mag de pathogeen niet aantoonbaar zijn.
Tijdens de bepaling zijn alle stappen erop gericht om al is er maar 1 bacteriecel aanwezig deze toch aan te tonen zelfs al is de cel niet in topconditie
Voorbeeld: de norm voor een voedingsmiddel is :”er mag geen Salmonella in 100 gram poeder zitten/ aantoonbaar zijn “
Je gaat dan 100 gram product inzetten en de bacterie hierin aantonen dus geen telling, maar toch wel kwantitatief als de norm strenger is wordt een groter volume op aanwezigheid onderzocht
Het lijkt eenvoudig: product onderzoeken door het in te zetten op voor te zoeken micro-organisme geschikte selectieve voedingsbodem en na incubatie te kijken naar de kolonies met zichtbare Salmonella kenmerken
Echter: het gezochte micro-organisme. is meestal ver in de minderheid ten opzichte van andere ook aanwezige micro-organisme, soort speld in een hooiberg, (dit in tegenstelling tot veel medisch microbiologisch onderzoek waar de ziekteverwekker in de meerderheid is) . Hierdoor wordt bij een kiemgetalbepaling de Salmonella “wegverdund”. Bovendien is het ook nog zo dat veel van “de andere micro-organismen” (begeleidingsflora of stoorflora) tijdens hun groei zoveel zuur vormen dat de Salmonella het loodje legt of op de selectieve vaste voedingsbodem niet herkend wordt.
Bij een kweek in een algemeen vloeibaar medium kan dus ook de meerderheid groeien (zich meerdere keren achterelkaar verdubbelen) waardoor de gezochte salmonella nog meer achterblijft,
Dit maakt een selectief medium noodzakelijk maar het product kan het micro-organisme in een conditie gebracht hebben dat het niet zo gemakkelijk meer op het lab groeit (moeilijk woord : subletaal beschadigd) (denk nu niet hoera! dan zal dat bij consumptie ook wel zo zijn en dus niet zo belangrijk want de groei is bij consumptie wel degelijk mogelijk ,weer voorbeeld Salmonella in babyvoeding, water bij poeder, opwarmen, laten staan en klaar is het levensgevaarlijke kweekje!, ook het lichaam zelf is een ideaal herstelparadijsje)
Dus aan de ene kant herstel nodig : algemeen medium,aan de andere kant selectiviteit nodig: selectief medium.
Ook is naast de selectieve groei herkenning nodig je moet de Salmonella kunnen herkennen/ onderscheiden tussen de andere micro-organismen, anders is die nog niet bepaald!
Al deze haken en ogen hebben tot het volgende stappenplan geleid.
HERSTEL (ook wel resuscitatie genoemd) eerst kort herstellen in een algemene vloeibare voedingsbodem’, welke goed gebufferd wordt (waarom?).
OPHOPEN daarna vanuit deze “herstelvloeistof” enten op een selectief vloeibaar medium, het streven is de Salmonella goed te laten groeien en de stoorflora in de groei te remmen of liefst te doden.
SELECTIE EN ISOLATIE enten op een vaste selectieve voedingsbodem, weer remmend voor de stoorflora en goed voor de Salmonella.
Nu ook met electieve eigenschappen, dat wil zeggen dat de Salmonella op de voedingsbodem herkend kan worden dankzij een specifiek uiterlijk, vaak is ook de stoorflora te herkennen door een (uiteraard) ander uiterlijk .
De selectieve eigenschappen komen tot stand door de aanwezigheid van bepaalde remstoffen:kleurstoffen, gal en antibiotica.
De electieve eigenschappen worden veroorzaakt door de samenstelling van de voedingsbodem vooral de energiebron in combinatie met een pH indicator met twee omslagpunten.
Energiebronnen die een Salmonella niet en andere m.o. wel kunnen gebruiken zoals saccharose en lactose,Salmonella kan deze stoffen niet gebruiken, de andere m.o. wel met als resultaat zuurvorming en een pH daling rondom de kolonies stoorflora die verklikt wordt door de omslag van de pH indicator naar de “zure kleur”.
Salmonella moet noodgedwongen de aanwezige pepton gebruiken voor de energiewinning, hierbij wordt de ammonium groep van de aminozuren afgehaald. Deze ammoniakvorming doet de pH juist stijgen en slaat de pH indicator om naar de “basische” kleur rondom de kolonies van vermoedelijke Salmonella’s. Vermoedelijk omdat de kans bestaat dat een bacterie met de zelfde biochemische eigenschappen wordt aangetroffen en dus nog niet een definitief onderscheid gemaakt kan worden. Zie ook briljantgroen fenolrood agar.
REINKWEEK aanleggen, dat wil zeggen zorgen dat de cultuur uit erfelijk gelijke cellen bestaat, zie aanleggen reincultuur, dat is noodzakelijk voor verdere identificatie
BEVESTIGING om uit te sluiten dat er sprake is van bovengenoemde biochemische dubbelgangers door extra biochemische testen en/of een immunochemische bepaling.
CONCLUSIE blijkt er sprake van een Salmonella, dan weet je nu dat in de ingezette hoeveelheid minstens 1 salmonella aanwezig was.
CONTROLE tijdens deze bepaling wordt een controlemonster meegenomen met 1 a 2 salmonellacellen, dit monster moet positief uit de bepaling komen!, let wel de Salmonella bij het monster doen en niet apart laten meelopen
(waarom niet?)
Een langdurige methode die versneld kan worden met de PCR -methode:
klassieke methode | snelle methode | |
dag 1 monster resusciteren= herstel |
dag 1 monster resusciteren+herstel |
|
dag 2 ophoping | dag 2 ophoping | |
dag 3 PCR methode | dag 3 isolatie |
|
dag 4 reinkweek | ||
dag 5 identificatie | ||
dag 6 bevestiging |