Werking van antibiotica
Hoe werken antibiotica tegen bacteriën? (en niet tegen de mens die ze slikt?)
Ze werken altijd op een specifiek aangrijpingspunt ,dus op iets dat een bacterie (prokaryoot) wel heeft en een gastheer (eukaryoot) niet,en zijn daar door selectief giftig (toxisch) en wel bij de volgende processen:
- remming celwandsynthese van de bacterie.
 - remming eiwitsynthese,(dat deel wat bacteriespecifiek is)
 - beschadigen van de buitenste celmembraan (bij gramnegatieve bacterien)
 - remming van de nucleïnezuursynthese (dat deel dat bacteriespecifiek is)
 - aangrijpen op de specifieke bacteriestofwisseling
 
Antibiotica werken vooral goed als geneesmiddel tegen infectieziektes als de bacterie actief is.
Antibiotica werken niet tegen virussen en dus ook niet tegen griep en virale keelontsteking.

Hierboven de zwakke plekken van de bacterie, lees hier meer over de werking.
        
        De remming van de celwandsynthese
        Zoals je misschien nog weet bestaat de celwand van bacteriën uit peptidoglycaan (mucopeptide), zie celwand en onderstaand plaatje 
  
  
  
        Andere organismen bezitten deze structuur niet.
        Penicilline   en nog enkele andere antibiotica (cephalosporines) remmen de synthese van peptidoglycaan,   ze verstoren de vorming van de (rood in plaatje) eiwit dwarsverbindingen tussen de aminosuikers NAG en NAM,, het gevolg is een sterk verzwakte celwand waardoor de cel lyseert. Het   is een bactericide middel. Omdat alleen de synthese wordt verstoord werkt penicilline uitsluitend op groeiende cellen. De celwanden verzwakken en de cel knapt: zie video
        Penicilline bestaat in   verschillende nauw aan elkaar verwante vormen.
        Het prototype is   penicilline G. Het heeft een smal maar nuttig werkingsspectrum en is   vaak de eerste keus tegen de meeste staphylococcen, streptococcen, en   enkele spirochaeten. 
        Hoewel veel gebruikt zijn er ook enkele nadelen: 
  
  Nadelen
        Het   antibioticum kan slecht tegen een lage pH, een nadeel voor oraal   (pilletje) gebruik  en kan slecht tegen penicillinase een enzym gevormd   door resistente bacteriestammen.
        Penicillinase verbreekt de lactam ring van het penicillinemolecuul reden om penicillinase ook wel ß-lactamase te noemen. 

        Verbeterde penicillinemoleculen 
        Om   deze nadelen op te heffen is men gaan sleutelen aan het   penicillinemolecuul (tijdens de productie) door het halverwege laten   stoppen van de penicillinesynthese door de schimmel en   	vervolgens de kern (ß-lactamring= werkzaam gedeelte, de vierkante ring   in bovenstaande structuurformule) van het molecuul   	te gebruiken voor verdere aanbouw van zijketens met als doel deze   ongevoelig te maken voor zuur en penicillinase. 
        Ook kan  men van het al complete molecuul de zijketen verwijderen en vervangen door een andere keten.
        In beide gevallen is er sprake van een gedeeltelijke aanmaak door de   schimmel een een gedeeltelijk chemisch proces, vandaar de naam   semi-synthetische of halfsynthetische penicillinen.
  
  Steeds weer nieuwe antibiotica: waarom? 
      Methicilline   was een van de eerste halfsynthetische penicillinen, bedoeld om de   penicillinasewerking van de resistente stammen te weerstaan (door de   andere ruimtelijke structuur paste het niet meer in het   penicillinasemolecuul van de bacterie) werd zeer veel gebruikt. Echter   vele bacteriesoorten ontwikkelden opnieuw resistente stammen , nu tegen   deze stof, zodat als opvolger oxacilline is ontwikkeld. Ook kan men   semi-synthetische penicillinen ontwikkelen met een breder   werkingsspectrum, zoals ampicilline en amoxicilline.. Toen de   resistentie tegen deze stoffen gebruikelijk werd werden de   carboxypenicillinen ontwikkeld Zo gaat de ontwikkeling steeds verder:   men ontwikkelt een nieuw antibioticum, de bacterie ontwikkelt een   resistentie en men zal weer een nieuw antibioticum moeten ontwikkelen. Behalve voor penicilline geldt deze   resistentieproblematiek ook voor alle andere antibiotica (met de andere   werkingsmechanismen die hieronder worden besproken) 
Andere celwandsynthese remmers zijn: Vancomycine en bacitracine deze werken op de vorming van de lange ketens van aminosuikers NAG en NAM (de blauwe staven in het plaatje), en de Carbapenems . In Nederland worden de laatste stoffen zeer terughoudend voorgeschreven omdat ze als laatste redmiddel gebruikt worden als andere antibiotica niet helpen tegen een bepaalde bacterie. Ze worden alleen in het ziekenhuis gebruikt.
Het op slot zetten van de celwandgroei
In 2020 zijn er antibiotica ontdekt die ook op de celwand werken maar dan door precies het tegenovergestelde te doen: ze verhinderen dat de wand wordt afgebroken waardoor verder groei en celdeling onmogelijk is. De celinhoud zit als het ware gevangen in de te kleine celwand waardoor de cel niet groter kan worden en zich niet kan delen. En zonder deling geen groei!
De remming van de eiwitsynthese 
        Omdat   de eiwitsynthese zowel bij eukaryote als prokaryote cellen voorkomt   lijkt het een ongeschikt doelwit voor een selectief giftige stof.
        Er is echter een verschil: de structuur van de ribosomen.
        Eukaryote   cellen hebben 80S ribosomen, prokaryote cellen 70S ribosomen. Hierdoor   kunnen antibiotica toch selectief de eiwitsynthese van de prokaryote cel   verstoren.
      De mitochondriën van de eukaryote cel bevatten echter ook   70S ribosomen: oorzaak van de bijwerkingen die deze antibiotica kunnen   vertonen. Bekende voorbeelden zijn streptomycine, erythromycine, chlooramfenicol en   tetracycline. 
        Beschadiging van de celmembraan
        De   polypeptideantibiotica, veranderen de doorlaatbaarheid van de membraan,   waardoor belangrijke stofwisselingsproducten uit de cel lekken. Zo maakt   polymyxine B door zijn hechting aan de fosfolipiden de celmembraan   kapot.
        Het middel is bactericide. het werkt uitsluitend tegen gram-negatieve cellen.
        Omdat   het tegen de celmembraan werkt is het ook giftig voor de mens het wordt   daarom slechts in speciale gevallen gebruikt. (zalven, sterilisatie van   het maag-darmkanaal: mogelijk omdat de stof niet geresorbeerd wordt).
        In de analytische microbiologie is de stof geschikt voor de bereiding van selectieve voedingsmedia.
      
        De remming van de nucleinezuursynthese
        Een aantal antibiotica interfereren met de DNA-replicatie en transcriptie in micro-organismen.
        De   meeste stoffen met deze werking zijn ook zeer giftig voor de gastheer,   enkele niet zoals rifampicine dat zich bindt aan het enzym   RNA-polymerase (zorgt voor transcriptie) van bacteriën en virussen.
      
        Remming van de stofwisseling.
        Als   een antibioticum in staat is de synthese van een voor de bacterie (niet   voor de gastheer!) belangrijk stofwisselingsproduct te verhinderen, dan   zal de bacterie niet meer kunnen groeien.   	Hieronder wordt besproken hoe dat mogelijk is:
        
        Hoe fop je een enzym?(Competitieve remstoffen)
        Meestal   wordt de synthese geblokkeerd doordat het antibioticum zoveel op een   substraat lijkt dat het de plaats van dit substraat gaat innemen op het   enzym dat verantwoordelijk is voor de synthese van de onmisbare stof.:   competitieve remming.
        Een heel bekend voorbeeld is de synthese van   foliumzuur. Foliumzuur is onmisbaar voor de aanmaak van de basen in het   RNA en DNA en vele aminozuren.
        Zoogdieren nemen dit foliumzuur op met   het voedsel, micro-organismen kunnen dit niet door de celmembraan   opnemen, hetgeen de selectieve werking van sulfanilamide verklaart.
        Para-amino-benzoezuur moet door een enzym omgezet worden in dit foliumzuur. 
        
        
        Echter sulfanilamide het door Ehrlich ontdekte antibioticum lijkt zeer veel   	op para-amino-benzoezuur , gaat op het enzym zitten, verhindert zo de   	omzetting in foliumzuur en stopt de groei van het micro-organisme. 
        Zulke stoffen die de stofwisseling verstoren (blokkeren) worden ook wel antimetabolieten genoemd. 
      
        Het combineren van antimicrobiële geneesmiddelen
        Soms   dient men twee antibiotica tegelijk toe; in spoedgevallen waarbij de   ziekteverwekker niet bekend is, bij menginfecties van bacteriën die   verschillen in gevoeligheid, maar ook om een betere werkzaamheid te   krijgen dan met één middel het geval is. Dit verschijnsel wordt synergisme genoemd, zo wordt bij een ernstige streptococceninfectie wel een   combinatie van ampicilline en gentamycine gebruikt. Ampicilline verzwakt   de wand van de streptococ zodat het gentamycine gemakkelijker toegang   krijgt tot de cel.
        
        Het tegenovergestelde ongewenste effect dat twee antibiotica elkaar in werking verzwakken heet antagonisme,   zo kan de combinatie van een bacteriostatisch middel met een   bactericide middel problemen opleveren; het bacteriostatische middel   bijvoorbeeld chlooramfenicol legt de groei van de bacterie plat waardoor   een bactericide middel dat de bouw van de celwand verstoort zijn werk   niet kan doen.
      
Indeling van antibiotica in een aantal hoofdgroepen | 
            |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
  | 
          
De ene bacterie is de andere niet 
        Kijken   we weer naar de  antibiotica dan zijn er ook onderlinge   verschillen. Sommige antibiotica hebben een smal werkingsspectrum, dat   wil zeggen dat ze tegen een beperkt aantal groepen van bacteriën   werkzaam zijn. Zo werkt penicilline tegen grampositieve bacteriën en   slecht(s) tegen enkele gramnegatieve bacteriën. Antibiotica die tegen een   groot aantal zowel gramnegatieve als grampositieve bacteriegroepen   werken noemt men breed-spectrumantibiotica,
  
  Waarom niet?
        Een   verklaring voor deze selectieve toxiciteit is gelegen in het feit dat   gramnegatieve cellen een buitenmembraan om de celwand hebben, hierin   bevinden zich poriën, kleine met water gevulde kanaaltjes. Stoffen die   deze kanaaltjes kunnen passeren moeten niet al te groot zijn en bij   voorkeur hydrofiel. Erg grote moleculen en stoffen die lipofiel zijn   komen niet gemakkelijk een gramnegatieve cel binnen.
        
    Waarom niet alleen breedspectrum antibiotica gebruiken?
        Omdat   de identiteit van een ziekteverwekker niet altijd direct bekend is   lijkt een breed-spectrumantibioticum op het eerste gezicht het meest   aantrekkelijk doordat een tijdrovende identificatie niet nodig is en men   direct met de behandeling kan beginnen. 
  
  Er zijn echter twee nadelen:
        Het   eerste nadeel is echter dat de normale (darmflora) van de patiënt door   een breed-spectrumantibioticum vernietigd wordt. Deze flora is nuttig   omdat deze een competitie voert met eventueel binnendringende pathogene   micro-organismen. Deze vorm van natuurlijke afweer gaat zo verloren.
        Ook   kunnen overlevende micro-organismen van de flora van de patiënt zich   gaan ontwikkelen en pathogeen worden opportunistiche pathogenen. Een   bekend voorbeeld is de groei van de gist Candida albicans.
  
  Bactericide stoffen
        Een stof kan bactericide zijn , dan doodt het bacteriën ( denk aan insecticide)
  
  Bacteriostatische stoffen 
        Bacteriostatische   stoffen remmen bacteriën, er vindt geen toename plaats (denk aan   thermostaat) Omdat groei wordt voorkomen kan de afweer de gastheer de   bacteriën bestrijden. 
      
Waarom werken antibiotica alleen tegen bacteriën?
  De   oorzaak is dat er tussen prokaryote en eukaryote cellen veel   verschillen zijn: de aanwezigheid/ afwezigheid van een celwand, de bouw   van de ribosomen, en details in de stofwisseling. 
  
Schimmels, protozoën en wormen lijken te veel op ons!
  
  Een   probleem ontstaat als de pathogeen eukaryoot is: schimmels, protozoën   en wormen. Deze laatste lijken door hun eukaryote cel zo veel op de te   behandelen gastheer dat er veel minder aangrijpingspunten voor een   selectief remmende of dodende stof zijn, er zijn dan ook minder van   dergelijke geneesmiddelen.
Een anti-schimmelstof
  
  Er   zijn ook antibiotica die (tamelijk selectief) tegen schimmels werken   dankzij het feit dat ze zich hechten aan de sterolen die in de   schimmelcelmembraan aanwezig zijn, waardoor deze kapot gaat.
  Omdat bacteriën geen sterolen bevatten werken deze stoffen niet tegen bacteriën 
  De zoogdiercel bevat echter wel sterolen in zijn celmembraan, zodat de antibiotica giftig kunnen zijn voor de gastheer.
  Gelukkig   bevat de zoogdiercel voornamelijk het sterol cholesterol en de   schimmelcel het sterol ergosterol in de celmembraan, zodat meestal de   voordelen groter zijn dan de nadelen. 
  Voorbeeld van zo'n stof is   nystatine (ook wel natamycine ) genoemd, veel gebruikt bij huidinfecties   veroorzaakt door schimmels en in de kaasindustrie om beschimmelen van   de kaaskorst te voorkomen.
  
    En virussen maken gebruik van onze stofwisseling 
  Voor   virussen is het nog moeilijker een selectief remmende stof te vinden   omdat deze organismen in de gastheer gebruik maken van de stofwisseling   en de organellen van de gastheer. Rem je het virus dan leg je ook de   stofwisseling van de gastheer plat.
  Antibiotica werken niet tegen virussen : dus 
    Bij verkoudheid en griep helpen antibiotica niet
[ Resistentie ]
  [ antibiotica op het lab]
  [ontdekking antibiotica]
    




